Vorige week zat ik maar liefst twee keer bij de tandarts. Dat is opzich niet zo bijzonder, behalve als je daar net als ik steeds met een knoop in je maag naar toe gaat. Ik weet niet precies hoe het ooit is ontstaan, maar de tandartspraktijk is voor mij een plek waar ik gewoon liever niet wil zijn.
Ik ben voor een paar dingen écht bang: spinnen, vuurwerk en de tandarts. Nouja… niet de tandarts als persoon, maar een specifieke behandeling: het trekken van (verstands-)kiezen. Er is zelfs een woord voor, namelijk dentofobie: De angst om naar de tandarts te gaan of een tandartsbehandeling te ondergaan. En ik denk dat ik dat laatste heb.
Vroeger was ik – voor zover ik mij kan herinneren – niet superbang voor de tandarts. Ik had ook nooit gaatjes, dus daar kan het ook niet aan gelegen hebben. Maar echt leuk vond ik het nou ook weer niet om naar hem toe te gaan. Ons Dorp had slechts één tandarts en daar kwam je automatisch terecht wanneer je het levenslicht had gezien. Een monopolie op tandartsgebied dus. Het was een grote man met een grote snor. Alle (ex-)Obdammers die dit lezen, weten wie ik bedoel. Ik ga hem hier niet persoonlijk zitten bashen, dus ik noem hem ‘De Snor’. En ik vond hem gewoon een beetje een rare man. In zijn praktijk hing altijd zo’n typische ‘tandartsgeur’ en in zijn kamer hingen enorme posters van zijn breedlachende kinderen. Aan het plafond prijkte zo’n Jan van Haasteren zoek-poster, bedoeld om je af te leiden.
Als kind kreeg je (ik) tijdens elk bezoek een goedje op je tanden gesmeerd, ‘fluor’ (of fluoride) heet het volgens mij. Dat is echt het smerigste wat ik ooit geproefd heb. Het plakte, werd hard en zag er smerig uit. Vaak moest je daarna ook gewoon weer eten en/of naar school, maar je proefde het de hele dag nog. Echt te ranzig voor woorden. Misschien is mijn afkeer daar wel begonnen.
Naast De Snor had de praktijk een mondhygiëniste. Zij en ik konden ook niet echt door een deur. Waarschijnlijk omdat de behandelingen altijd pijnlijk waren (en nog steeds zijn) en zij mijn angst en stress ook gewoon niet begreep. Ik ging altijd met een vreselijke tegenzin naar die twee toe. En op een gegeven moment was de maat vol.
De Snor had namelijk bedacht dat hij mijn verstandskiezen ‘preventief’ wilde verwijderen. Pardon? “Er wordt helemaal niets preventief verwijderd!”, was mijn eerste reactie. Ik wilde de foto’s zien. Daarop was geen enkele afwijking te zien. Mijn verstandskiezen groeiden zelfs keurig recht naar beneden. Maar volgens De Snor kon je ze beter verwijderen als er nog geen vuiltje aan de lucht was, dan wanneer de boel ontstoken of wat dan ook was.
Dat was voor mij de druppel. Ik ben namelijk als de dood voor het verwijderen van tanden/kiezen. Ik zeg weleens gekscherend dat ze mij een paar dagen onder narcose mogen houden als het echt een keer zover komt. Ik kan niet uitleggen waar het door komt (waarschijnlijk door de verhalen van mensen die het wel al hebben ondergaan), maar het lijkt me echt heel erg pijnlijk. Ik word al misselijk als ik eraan denk. Zelfs na twee bevallingen durf ik te zeggen dat ik nog meer opzie tegen het trekken van kiezen, dan dat nog een keer doen. En dat gaat wat mij betreft dus ook niet (nooit) gebeuren (een derde bevalling overigens ook niet).
Dus ik wilde weg. Weg uit zijn kamer, uit zijn praktijk en uit het klantenbestand. Dus zegde ik mijn (ons) ‘lidmaatschap’ op en ging op zoek naar een alternatief. Naar een tandarts die wel geduld en begrip heeft voor mensen zoals ik.
Wist je dat je bij vertrek je eigen dossier meekrijgt? Ik heb dat uiteraard doorgelezen en daarmee werd mijn keuze om weg te gaan alleen maar versterkt. Er stonden namelijk opmerkingen in van De Snor en de mondhygiëniste en vooral die laatste nam geen blad voor de mond. Eén opmerking ben ik nooit vergeten: “alweer tranen”. Dat vond ik zó gemeen om te lezen, dat ik direct gebeld heb om te zeggen dat ik dit echt niet vond kunnen. Zo kun je toch niet – achter hun rug – omgaan met mensen?
Dus nu zitten we bij een tandartspraktijk 10 kilometer buiten Obdam. Logistiek gezien natuurlijk compleet idioot, maar mijn huidige tandarts is tenminste een aardig mens. Die begrijpt dat ik niet voor mijn plezier bij haar kom en haar best doet om het bezoek toch zo soepel mogelijk te laten verlopen. Ik heb in mijn hele leven slechts een gaatje gehad en haar vertrouwde ik het wel toe om die te dichten.
Een paar jaar geleden was ik zó verkouden, dat ik op een gegeven moment dacht dat ik kiespijn had. Mijn kiezen (zo leek het) deden al een paar dagen ontzettend veel pijn en ik besloot toch maar een afspraak te maken bij de tandarts. Toen ze mij in de wachtkamer kwam ophalen, zei ze: ‘Nou Mireille, als je zelfs vrijwillig naar me toekomt, dan moet er wel iets aan de hand zijn.’ Kijk, dan begrijp je mij dus. Na een paar testjes bleken ‘slechts’ mijn holtes ontstoken te zijn en met mijn kiezen was gelukkig niets aan de hand.
Ook toen de kleine jongen afgelopen voorjaar was gevallen en een stuk voortand was afgebroken, was ze een en al begrip. Ik had haar foto’s gestuurd van de tand en op basis daarvan oordeelde ze dat er niets ernstigs aan de hand was. Maar mijn moederhart lag in stukjes en ik voelde mij ongerust. Dus belde ze later op de dag om nog een paar vragen te beantwoorden en mij gerust te stellen. Dat had ik De Snor niet zo gauw zien doen.
Mijn angst of afkeer voor alles wat met tanden te maken heeft, gaat ver. Zo kan ik – zoals ik eerder vertelde in het geval van spinnen – niet eens naar foto’s van tanden of een gebit kijken. En al helemaal niet als er iets mis mee is. Tv-programma’s als ‘Lelijke Eendjes’ kan ik prima kijken, behalve als er iemand aan zijn/haar gebit moet worden geholpen. Dan móet ik gewoon wegzappen.
De kleine jongen heeft gelukkig nog niets van mijn angsten overgenomen. Die kreeg afgelopen keer weer een cadeautje omdat hij zo goed gepoetst had. En hij vond het maar wat interessant allemaal. Gelukkig maar. En zo niet, dan heeft deze praktijk ook een speciale ‘kindertandarts’ in huis, dus ik maak mij voorlopig nog geen zorgen. Totdat ik weer naar mijn volgende afspraak moet.
Een reactie op “Dentofobie”